De beide appartementsgebouwen met 12 bovengrondse bouwlagen werden gebouwd omstreeks 1960. De gevelbekleding bestaat uit 5 cm dunne sierbetonplaten. Reeds jaren vertonen deze platen gebreken: roeste wapening, afbrokkelend beton,… Het dragende betonskelet vertoont eveneens zware onvolkomenheden. De traphallen en bergingen hebben een open buitengevel opgebouwd uit lamellen in sierbeton. Borstweringen en ramen werden ca. 10 jaar geleden reeds vervangen. Heden voldoet de borstweringshoogte echter niet meer aan de huidige normering. De bouwheer wenst deze elementen zoveel mogelijk te hergebruiken. De bovendakse volumes (liftmachinekamer, traphal,…) worden omhuld door verticale lamellen in sierbeton, die in verregaande staat van ontbinding zijn.

De gevelrenovatie houdt een complete verwijdering van de bestaande sierbetonpanelen in. Na betonherstel van de dragende constructie, wordt het gebouw geïsoleerd en bekleed met geëmailleerde vezelcementplaten. Het hoofdvolume komt in witte platen, waarbinnen enkele volumes in lichtgrijze panelen worden uitgewerkt – dit alles met een doordachte voegverdeling. De open trapkokers worden afgewerkt met aluminium lamellenroosters. Om het witte volume los te trekken van het gelijkvloers, worden de bestaande borstweringen van de terrassen op de eerste verdieping vervangen door gesloten borstweringen in gevelbeplating. De bestaande en te behouden borstweringen worden opnieuw gelakt en krijgen een verhogingselement, dit alles in eenzelfde donkergrijze kleur, zodoende het gevelbeeld meer diepte te geven. Om dezelfde reden worden op de bovenste verdieping een aantal ramen vervangen en vormen deze met nieuwe vulpanelen een donkergrijze strook die de lichtgrijze volumes lostrekken van het witte hoofdvolume. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de aansluitingsdetails tussen nieuwe gevelbekleding en het te behouden buitenschrijnwerk. De bovendakse volumes worden omhuld met metalen lamellenroosters.

Referentie GDR-architecten: VHNEER01/VHNEER02

PDF Downloaden